
Alles ging goed in mijn leven totdat mijn man mij verliet voor een jonge vrouw.
Een paar jaar later, toen ze dacht dat ze de liefde had opgegeven, kruiste Sophie haar pad met Julien. Een ietwat bohemien architect met een passie voor oude gebouwen en de romans van Marguerite Duras. Ze ontmoetten elkaar toevallig in een lokale boekwinkel waar zij op zoek was naar een boek over stadstuinieren. Hij bood haar een kop koffie aan, ze accepteerde, en dit luchtige en spontane gesprek mondde uit in urenlang samen lachen, alsof hun zielen elkaar hadden herkend.
Julien was niet perfect – hij liet zijn schoenen in de gang slingeren en vergat soms melk te kopen – maar hij had die zachtaardige blik in zijn ogen, dat zeldzame geduld en een diep respect voor de wonden die ze nog steeds droeg. Hij probeerde haar verleden nooit uit te wissen, maar bood haar alleen een vriendelijker geschenk.
Beetje bij beetje heropende Sophie de deuren naar haar hart. Ze verhuisden samen naar een huis op het platteland, omringd door seringen en stilte. Ze legden een moestuin aan, adopteerden een vermiste oude hond en bovenal bouwden ze een eenvoudig maar kostbaar dagelijks leven op. Niet het soort sprookjesleven, nee. Eerder het soort oprechte liefde, gebouwd op de as van oude liefdesverdriet.
Sophie kijkt vandaag met tederheid naar haar spiegelbeeld. Ze weet dat niets ooit zeker is, maar ze heeft begrepen dat er na de stormen nog steeds mooie ochtenden zijn. Ze is het verraad, de pijn of de slapeloze nachten niet vergeten… maar ze heeft ze getemd. En nu is elke hartslag een lofzang op haar wedergeboorte.