Ik haalde adem en begon.
“Ik ben hier nu twee dagen,” zei ik kalm. “En ik heb mijn dochter alles zien doen, koken, schoonmaken, wassen en autorijden. Terwijl jullie twee ontspannen alsof jullie op vakantie zijn.”
Linda lachte droogjes. “We zijn gasten. We houden ons niet aan de dienstroosters van een huishoudster.”
Ik knipperde niet met mijn ogen. “Jullie zijn geen gasten. Jullie wonen hier al maanden. Eten, douchen, wassen, de auto gebruiken – allemaal zonder een vinger uit te steken.”
Charles zei: “Wat is je punt?”
“Mijn punt,” zei ik, “is simpel. Als je in dit huis woont, draag je bij. Ava is niet je dienstmeisje.”
Linda rolde met haar ogen. “Je kunt hier niet zomaar binnenkomen en de regels veranderen. Dit is Jacobs huis. Niet dat van jou.”
“Nee. Het is niet Jacobs huis,” zei ik. “Het is van mij.”
Ze verstijfden allebei.
“Waar heb je het over?” vroeg Charles met toenemende stem.
“Ik heb dit huis gekocht. De akte staat op mijn naam. Ik heb ook de auto gekocht. Hij staat op mijn naam.”
Linda’s gezicht kleurde rood zoals ik nog nooit eerder had gezien. Haar mond ging open en weer dicht.
“Je maakt een grapje,” zei ze uiteindelijk.
“Nee,” antwoordde ik. “Dit huis was een geschenk voor Ava – iets waarvan ik wilde dat ze ervan zou genieten als de tijd rijp was. Maar wettelijk gezien is het nog steeds van mij.”
Linda deed een stap naar voren. “We kunnen nergens anders heen! Je kunt ons er toch niet zomaar uitgooien!”
Ik keek haar aan, kalm als altijd. “Dat is niet Ava’s verantwoordelijkheid. En ook niet de mijne.”
“Maar we zijn familie-“
“Nee,” onderbrak ik. “Jullie zijn familie, geen leden van het koningshuis. Als jullie willen blijven, moeten jullie je steentje bijdragen. Zo niet, dan kunnen jullie je spullen pakken en vertrekken.”
Ava bleef verstijfd staan, met haar lippen op elkaar.
vervolg op de volgende pagina