Toen de seringen en acacia’s bloeiden, aten we hun bloemen. We waren vooral op zoek naar lila bloemen met vijf bloemblaadjes.

We gebruikten ook esdoornzaailingen en klaverbloemen.

In de uiterwaarden van de rivieren groeiden wilde uien, die veel lekkerder en zoeter waren dan normaal. Als we het konden vinden, aten we het op tot we vol waren en namen het mee naar huis zodat mijn moeder het aan de taarten kon toevoegen.